Hand aan de Kraan methodiek in perspectief
Recentelijk is de Hand aan de Kraan (HadK)-methodiek geëvalueerd door het Adviescollege Hand aan de kraan Waddenzee. Het Adviescollege beoordeelt de methodiek als effectief en geeft tegelijk een aantal aanbevelingen voor verbetering ervan. Naar aanleiding hiervan heeft het toenmalige Ministerie van Economische Zaken en Klimaat, nu het Ministerie van Klimaat en Groene Groei (KGG), TNO gevraagd de haalbaarheid van de belangrijkste aanbeveling te onderzoeken; een zuiver probabilistische aanpak, waarin alle onzekerheden expliciet worden meegenomen.
Op basis van dit onderzoek bevelen we aan dat het zinvol is om, middels een stapsgewijze aanpak, over te gaan op een zuiver probabilistische gebruiksruimtetoets van de HadK-methodiek voor alle kombergingen in de Waddenzee.
Het belang van natuurwaarden is leidend in het Waddenzeegebied. Het uitgangspunt is, dat er - op basis van de best beschikbare informatie - wetenschappelijk gezien redelijkerwijs geen twijfel mag bestaan dat er geen aantasting optreedt van de natuurlijke kenmerken van de Waddenzee als gevolg van bodemdaling door (vergunde) economische activiteiten, zoals delfstofwinning. De huidige invulling van deze norm is het stellen van een randvoorwaarde aan de delfstofwinning: de bodemdaling door gas- of zoutwinning in combinatie met de relatieve zeespiegelstijging mag de (bewezen) natuurlijke draagkracht van het Waddenzee (het meegroeivermogen) niet overstijgen. In andere woorden, het verschil tussen meegroeivermogen en de relatieve zeespiegelstijging vormt de gebruiksruimte, die beschikbaar is voor bodemdaling door delfstofwinning. Om het naleven van deze randvoorwaarde te kunnen toetsen, rapporteren de exploitanten jaarlijks de door hun activiteiten veroorzaakte bodemdalingsbelasting.
Om te komen tot een zuiver probabilistische gebruiksruimtetoets maken we eerst voor elke variabele (meegroeivermogen, relatieve zeespiegelstijging en bodemdalingsbelasting) de onzekerheidsverdeling expliciet op grond van de huidige, wetenschappelijke inzichten. Hiermee bepalen we vervolgens de kansverdeling van de jaarlijkse gebruiksruimte-overschrijding. Met het oog op de praktische haalbaarheid passen we deze aanpak toe op de twee kombergingen (Pinkegat en Vlie), die sedimentologisch gezien het meest van elkaar verschillen.
Deze twee voorbeelden laten zien dat een probabilistische Hand aan de Kraan methodiek bruikbaar is. Op grond daarvan hebben we twee zuiver probabilistische beleidsalternatieven voor de huidige gebruiksruimtetoets uitgewerkt, die allebei expliciet rekening houden met de ontwikkeling van de relatieve zeespiegelstijging in relatie tot klimaatverandering. Voor toepassing van deze resultaten in een formele gebruiksruimtetoets is echter altijd een nadere uitwerking nodig.
Samengevat laat deze verkenning zien dat een zuiver probabilistische gebruiksruimtetoets praktisch haalbaar is en een aantal voordelen biedt ten opzichte van de huidige gebruiksruimtetoets.